Behandeling
Na de intakefase en eventueel een psychodiagnostisch onderzoek, kan er individuele behandeling of begeleiding plaatsvinden. Voorbeelden hiervan zijn (cognitieve) gedragstherapie, sociale vaardigheids- en weerbaarheidstraining, oplossingsgerichte therapie, traumaverwerking of psycho-educatie. Ook behoren ouderbegeleiding en opvoedingsondersteuning tot de mogelijkheden.
Cognitieve gedragstherapie is er op gericht om gedachten en gedrag positief te beïnvloeden. Zo kunnen negatieve gedachten (bijv. “Ik kan helemaal niks”) iemand somber en onzeker maken. Daarom probeert het kind/ de jeugdige die bij cognitieve gedragstherapie om te zetten in positieve gedachten. Ook leert het kind irreële gedachten te vervangen door realistische gedachten. Het kind analyseert de manier waarop hij of zij denkt met behulp van vragen als ‘helpt deze gedachte je?’ en ‘klopt het wat je denkt?’. Daarnaast leert het kind ontspanningstechnieken waarmee hij of zij het gedrag rechtstreeks kan beïnvloeden.
Soorten problemen die middels cognitieve gedragstherapie behandeld kunnen worden, betreffen internaliserende klachten, zoals depressieve of angstklachten. Echter, ook kinderen met externaliserende problemen, waaronder gedrags- en impulscontroleproblemen kunnen baat hebben bij een cognitief gedragstherapeutische aanpak. Wie bijvoorbeeld geneigd is impulsief, onnadenkend te handelen kan middels deze methode vaardigheden aanleren om de aandacht te richten, te reflecteren op het eigen gedrag en keuzes te maken alvorens tot actie over te gaan.
Binnen de praktijk wordt, indien mogelijk, gebruik gemaakt van gestandaardiseerde behandelprotocollen uit de cognitieve gedragstherapie, daar deze hun effect reeds hebben bewezen. Afhankelijk van de leeftijd van het kind, evenals de aard en ernst van de problematiek kunnen deze programma’s worden toegespitst op de individuele noden van het kind.
Deze training is bedoeld voor kinderen die problemen ondervinden in de omgang met andere kinderen.
Vaak betreft het kinderen die onvoldoende in staat zijn om voor zichzelf op te komen en hun eigen grenzen aan te geven.
Door gebruik te maken van methodieken op dit gebied, zo ook elementen uit de cognitieve gedragstherapie,
wordt het zelfvertrouwen van kinderen bevorderd en leren kinderen ‘steviger in hun schoenen te staan’.
In de meeste gevallen wordt alleen met het kind gewerkt.
Bij oplossingsgerichte therapie staat niet het probleem, maar de oplossing centraal. Samen met het kind/ de jeugdige gaat de therapeut zoeken naar oplossingen die passen bij het kind. De therapeut en cliënt zoeken samen naar hoe het kind deze situatie middels het nemen van kleine stapjes kan bereiken en hoe men al bezig is deze te bereiken.
Bij de aanpak van het probleem wordt uitgegaan van de eigen krachten van het kind, welke worden versterkt. Door te spelen met het kind - verhalen vertellen, plaatjesboeken bekijken, schilderen, het maken van tekeningen of stripverhalen, enzovoort - kan geobserveerd en in kaart worden gebracht welke capaciteiten het kind heeft. Op die sterke punten wordt verder gebouwd.
Wanneer iemand te maken krijgt met een ernstige, schokkende en onverwachte gebeurtenis, zoals een ongeluk, seksueel misbruik, echtscheiding of huiselijk geweld, is dat voor de betrokkene een traumatische ervaring. Soms slagen mensen er in om de stress die het trauma veroorzaakt zelf of met behulp van naasten te boven te komen. Soms is dat echter niet het geval. De betrokkene blijft angstig, weet zich geen raad met zijn of haar gevoelens en kampt met allerlei lichamelijke en psychische klachten. In dit geval is aanvullende hulp noodzakelijk.
Praten en werken over de traumatische gebeurtenis helpt het kind de gebeurtenis ‘gewoner’ te laten worden,
de scherpe kantjes gaan er vanaf. Door er veel mee bezig te zijn, krijgt de ervaring een plek in zijn
of haar levensverhaal.
Specifieke vormen van traumabehandeling waarmee wordt gewerkt zijn EMDR en schrijftherapie.
Middels inzet van psycho-educatie wordt getracht kinderen/ jeugdigen, hun ouders en/ of leerkrachten uiteg
te geven over de problematiek van het kind. Wat zijn bijvoorbeeld de mogelijkheden en beperkingen van een kind
met ADHD of PDD-NOS? En wat betekent dit in het dagelijks leven? Een van de doelen is dat het kind zichzelf
beter gaat begrijpen en leert om ‘zijn handicap’ een plaats te geven in zijn of haar leven.
Het is van belang dat er ook bij ouders en/ of professionele opvoeders meer acceptatie ontstaat,
waardoor zij de ontwikkeling van het kind kunnen stimuleren en probleemgedragingen kunnen verminderen.
In de meeste gevallen zal naast de begeleiding van het kind ouderbegeleiding (en evt. leerkrachtondersteuning) plaatsvinden. Het streven hierbij is dat de geleerde vaardigheden van het kind gegeneraliseerd worden naar de thuissituatie. Zo is het voor ouders belangrijk om te weten hoe zij hun kind het beste kunnen ondersteunen bij het verwerken van het trauma, het aanleren van sociale vaardigheden of het verbeteren van de impulscontrole.
Het is ook mogelijk dat niet het kind, maar alleen de ouders worden begeleid en de behandeling derhalve indirect plaatsvindt (mediation therapy). Vaak vormt opvoedingsondersteuning c.q. pedagogische advisering hiervan een belangrijk onderdeel. Onder meer wordt gebruik gemaakt van het wereldwijd opgezette en effectief gebleken programma Triple P (Positief Pedagogisch Programma). Ouders leren hierbij gebruik te maken van de dagelijkse communicatie in het gezin om hun kinderen adequaat emotioneel te ondersteunen en hun sociale competentie en probleemoplossend vermogen te stimuleren. De positieve krachten in een gezin en de competentie van ouders worden zo versterkt en risicofactoren verminderd.
Tevens behoort Video Interactie Begeleiding (VIB) tot de mogelijkheden. Middels video-opnames van interactiemomenten tussen het kind en zijn opvoeder(s) wordt de interactie geanalyseerd. Middels feedbacksessies worden (voornamelijk) geslaagde interactiemomenten met de opvoeder(s) besproken, met als doel bewustwording en het verder uitbouwen van dergelijke positieve interactiemomenten in de praktijk.