Diagnostiek

Het psychodiagnostisch onderzoek is een uitgebreide testafname om hulpvragen van de cliënt, van ouders over hun kind of bijvoorbeeld de leerkracht te kunnen beantwoorden. Het doel is een verklaring te geven voor problemen bij het leren, het gedrag en/ of de sociaal-emotionele ontwikkeling. De meetinstrumenten die in het kader van diagnostiek gebruikt worden zijn gestandaardiseerd, betrouwbaar en valide bevonden, waardoor een vergelijking met leeftijdgenoten mogelijk gemaakt wordt.

Na afloop van het onderzoek wordt (indien gewenst) een uitgebreid verslag geschreven, waarin onder meer opgenomen zijn de conclusie, diagnose, advies en evt. behandelingsmogelijkheden. De bevindingen worden eveneens toegelicht in een adviesgesprek.

Mogelijke onderzoeksvragen betreffen:

Verschillende soorten onderzoeken

Er zijn verschillende soorten onderzoeken, waarbij de hulpvraag richtinggevend is voor welke vorm(en) er gekozen wordt:

  • Intelligentie
  • Functie-/ neuro- psychologisch
  • Persoonsbeeld
  • Gezinsbeleving en gezinsdiagnostiek
  • Gedragsobservatie
Intelligentieonderzoek

Middels intelligentieonderzoek worden de cognitieve vaardigheden van het kind in kaart gebracht (zoals het ruimtelijk inzicht, de woordenschat, de algemene kennis), de opbouw van het intelligentieprofiel, een sterkte-zwakte analyse, alsmede een intelligentiebepaling. Ook worden aspecten zoals werkhouding, doorzettingsvermogen, aandachtsspanne en gedrag beoordeeld.

Functie-/ neuropsychologisch onderzoek

Het doel van neuropsychologisch onderzoek betreft het in kaart brengen van (ego)functies van het kind, die niet direct op een andere manier observeerbaar zijn, zoals de aandachtsregulatie, het geheugen, de waarneming, het probleemoplossend vermogen of sociaal inzicht. Een intelligentieonderzoek kan hier ook deel van uit maken. Neuropsychologisch onderzoek is van groot belang bij het inventariseren van belemmeringen t.a.v. het leerproces en het vinden van een gerichte aanpak voor leer- en/ of gedragsproblemen.

Onderzoek naar persoonsbeeld

Middels deze vorm van onderzoek wordt de sociaal-emotionele ontwikkeling in kaart gebracht. Centraal staat het functioneren van het kind in relatie tot zijn omgeving. Onderwerpen die aan bod kunnen komen betreffen het zelfbeeld, de relatie met leeftijdgenoten, stemming, angsten, gewetensontwikkeling en/ of het gedrag. Zowel vragenlijsten, gesprekken als projectieve technieken worden voor deze vorm van onderzoek gebruikt. Ook kan aan ouders/ verzorgers en/ of leerkrachten worden gevraagd enkele gedragsvragenlijsten in te vullen t.a.v. het kind.

Onderzoek naar gezinsbeleving en gezinsdiagnostiek

Middels deze vorm van onderzoek wordt getracht zicht te krijgen op de gezinsbeleving van het kind. Heeft het kind zicht op zijn roots/ afkomst? Hoe ervaart het kind de relatie met ouders, broers en/ of zussen, voelt het kind zich gewenst en hoe wordt hij/ zij bejegend? Is er mogelijk sprake van echtscheidingsproblematiek, loyaliteitsconflicten of parentificatie? Zijn er verbanden te leggen tussen het gezinsfunctioneren en het functioneren van het kind?

Indien wenselijk kan in aansluiting op het belevingsonderzoek van het kind gezinsdiagnostiek plaatsvinden, dit om zicht te krijgen op de onderlinge relaties, communicatiepatronen, opvoedingsstijlen, eventuele huwelijksproblemen en andere stressfactoren (bedreigende en beschermende factoren). Daarnaast inventariseert men de gevolgen van de problematiek van het kind voor het gezin.

Gedragsobservaties

Naast bovengenoemde gedragsvragenlijsten kan aan ouders/ verzorgers en/ of leerkracht worden gevraagd om hun gedragsobservaties kenbaar te maken middels een gedragsdagboek/ gedragsregistratie van het probleemgedrag. Dit bevat het consequent opschrijven van probleemgedrag, waar en wanneer het zich voordeed, wat er voorafgaande aan het voorval gebeurde en wat er na afloop gebeurde. Gedragsregistratie is het bijhouden van hoe vaak een bepaald gedrag zich voordoet.

Een andere vorm van gedragsobservatie betreft de rechtstreekse observatie van gedrag. Zo is het mogelijk dat het kind door een psycholoog geobserveerd wordt in bijvoorbeeld de thuissituatie, de klas of in een vrijetijdssituatie. Video-opnames van het kind kunnen daarin een alternatief bieden.